Jeroen van Vliet Septet
+ Roosmarijn Tuenter, Jörg Brinkmann, Bram Stadhouders e.a.
Verkadefabriek - Grote zaal

Tekst: Annie van der Velde | Foto’s: Wouter Schenk
Pianist en componist Jeroen van Vliet kreeg dit jaar de compositieopdracht van November Music, het tiendaagse muziekfestival in Den Bosch van 7 tot en met 16 november. Hij koos niet voor een groots opgezette samenwerking met beroemde solisten, maar voor een intieme benadering: muziek die ontstaat binnen een hechte groep musici met wie hij al jarenlang samenspeelt. In een gesprek vol reflectie vertelt Van Vliet over zijn werkwijze, het zoeken naar een gezamenlijke esthetiek, de rol van improvisatie en het verlangen om via klank iets aan te raken wat zich niet in woorden laat vangen.
‘Eigenlijk was de opdracht heel vrij’, begint Van Vliet. ‘Ik kreeg een soort carte blanche: maak waar je zin in hebt, met de bezetting die je wilt. Dat klinkt ideaal, maar het betekent ook dat je helemaal zelf moet bepalen waar het over gaat. Ik heb wel gekeken hoe anderen het doen; vaak nodigen ze een beroemde solist uit en wordt de compositie daarop afgestemd. Dat had ik ook kunnen doen, maar ik dat trok me nu niet zo aan.’
In plaats daarvan besloot hij mensen om zich heen te verzamelen met wie hij graag speelt. ‘Dus heb ik mijn septet gevormd met muzikanten met wie ik een langdurige band heb. En wel nadrukkelijk gekeken naar de instrumenten die ze bespelen. Omdat je elkaar goed kent, kun je muzikaal lezen en schrijven met elkaar. Dan gaat het niet meer om het bejubelen van een solist of van jezelf, maar om het vormen van een groepsgeluid.’
De werkwijze bleef eenvoudig: thuis componeren, de muziek opsturen, repeteren. ‘Het proces ging heel snel. Iedereen begreep meteen de esthetiek die ik voor ogen had. Neem het openingsstuk: dat is een heel open gegeven waarin ik een paar simpele dingen op de piano speel. De anderen, allemaal sterke improvisatoren, bouwen daar langzaam een soundscape omheen. Het is niet ingewikkeld, maar wel uitgesproken. Doordat we die esthetiek delen, pakken zij het idee meteen op. Een heel helder voorbeeld en precies de reden waarom ik met deze muzikanten wilde werken.’
Niet elk idee werkt echter even goed. ‘Soms lijkt iets op papier prachtig, maar werkt het in de praktijk niet goed. Dan is het materiaal gewoon niet sterk genoeg, of het leent zich niet voor de manier waarop wij improviseren. Dat hoort erbij. Ik leun erg op de improvisatorische kwaliteiten van de groep, maar die vallen of staan met het materiaal dat je aanreikt.’ Een stuk dat niet goed uitpakte, schrapte hij zonder aarzelen. ‘Dat leg ik dan gewoon op de plank. Misschien komt het ooit terug in een andere vorm, maar voor nu is dat niet erg. Ik had genoeg materiaal.’